Robert Vuijsje, Alleen maar nette mensen
Ga met jouw cursor (muis) over de groene woorden of klik op deze woorden voor een vertaling of definitie. Je ziet nu de tekst met Poolse vertalingen. Verander de taal voor de Nederlandse definities, de Engelse vertalingen of de Franse vertalingen. |
David Samuels is 21 jaar en Joods, maar door zijn donkere haar denken veel mensen dat hij een Marokkaan is. Hij komt uit de elitaire wereld van Amsterdam Zuid, maar hij wil iets anders. Hij zoekt een vrouw, een zwarte vrouw.
Een land vol mensen niet zoals ik
... – stop. Ik wilde stoppen maar het lukte niet. Het was de hele vlucht verder gegaan.
Vanaf de stoel bij het raampje had je een mooi uitzicht. We waren er bijna. Ze zeiden dat Nederland vol was, maar vanuit het vliegtuig zag je alleen grote polders die helemaal leeg waren, zelfs zonder koeien erop.
Op de stoelen naast me zaten Henk en Ria. Henk op de middelste stoel, Ria aan het gangpad. Henk en Ria kwamen uit een dorpje in Gelderland, ze waren net gepensioneerd, Henk had zijn hele leven gewerkt op het belastingkantoor, Ria bij de gemeente.
Ze hadden een georganiseerde reis gemaakt door Amerika. De laatste stop van de georganiseerde rondreis was Graceland. Henk en Ria hadden negen uur lang geklaagd over wat er allemaal verkeerd was aan Amerika, en hoe blij ze waren om thuis te komen.
Henk zei dat Amerika te duur was.
Ria vond dat de supermarkten zo groot waren dat je niets kon vinden. Dat was anders dan thuis.
Henk zei dat het dertig graden was, terwijl we pas in april zaten.
Ria vond dat de mensen superficieel waren. Ze wensten je een goede dag, maar dat meenden ze niet. Zeg dan niets.
Henk vond dat ze in Amerika geen goed brood hadden. Het was slap en zonder smaak. Hij wilde bruin brood.
Ria vond de hotels waar ze hadden gezeten zo onpersoonlijk, ze waren allemaal hetzelfde. Eigenlijk leken al die steden ook hetzelfde.
In Memphis zat ik al op mijn stoel bij het raampje toen Henk en Ria naast mij gingen zitten. Ria vroeg, in het Engels, of ik een Nederlander was. Ik deed alsof ik het niet hoorde. Ik wilde geen conversatie over waar ik was geweest en hoeveel het had gekost.
Vijf minuten later vroeg Henk het. Ik zei in het Engels dat ik geen Hollander was.
Ria vroeg aan Henk, in het Nederlands: ‘Denk je dat het een moslim is?’
Henk wist het niet zeker, maar hij dacht van wel.
Ria vroeg of ze de stewardess moest waarschuwen. Ze vertrouwde het niet. Straks zou ik het vliegtuig opblazen.
Eerst dacht Henk dat ik een Marokkaan was, maar ik sprak geen Nederlands maar Engels. Daarna wist hij het niet zeker meer.
Ze spraken af dat Ria me in de gaten hield. Als ze een verdachte beweging zag, zou ze de stewardess waarschuwen.
Dat vond Henk een goed idee.
Henk en Ria woonden in hetzelfde land als ik, maar we hadden niets dat hetzelfde was, niets. Waarom zat ik in een vliegtuig op weg naar Nederland, een land vol mensen die niet waren zoals ik. Wat moest ik daar doen? Waarom was ik daar geboren en niet ergens anders? Henk en Ria praatten over me alsof ik een dier was, terwijl ik op het gymnasium had gezeten en mijn vader de baas was van een kwalitatief Nederlands tv-programma. En als ze in het vliegtuig toch al de hele tijd zaten te kijken of ik iets verdachts zou doen, misschien moest ik dan wat doen om ze bang te maken en – stop.
We waren op Schiphol.