Ernest van der Kwast, Mama tandoori
Ga met jouw cursor (muis) over de groene woorden of klik op deze woorden voor een vertaling of definitie. Je ziet nu de tekst met Franse vertalingen. Verander de taal voor de Nederlandse definities, de Engelse vertalingen of de Poolse vertalingen. |
Ernest van der Kwast heeft een Indiase moeder en een Nederlandse vader. Hij schreef een hilarisch boek over zijn kinderjaren.
Twee koffers
Het begon allemaal met twee koffers. Mijn moeder kwam in 1969 in Nederland aan. Ze had twee koffers die vol zaten met armbanden, kettingen en ringen. Ze ging wonen in een kamer vlak bij het ziekenhuis en begon te werken als verpleegster. De koffers legde ze onder haar bed, volgens Indiërs de beste plek om dure dingen te bewaren. Mijn moeder zei ooit: ‘Inbrekers kijken nooit onder bedden.’ Mijn fluisterde dan in mijn oor: ‘In India heeft bijna niemand een bed.’
De twee koffers lagen jaren onder het bed van mijn moeder. Totdat mijn vader, een onhandige man met grote oren, een typische Hollander, verliefd werd op deze exotische vrouw. Ik weet niet precies hoe dat is gegaan, ik wil het eigenlijk ook niet weten.
De koffers gingen op een bepaald moment naar een klein huis aan de Bloemstraat. Ze lagen daar onder een tweepersoonsbed.
Mijn vader studeerde voor arts en was de hele dag boeken aan het lezen. Mijn moeder werkte als verpleegster en verdiende al het geld. Ze zorgde dus dat er brood was, of Indiaas brood: naan. Ze zei ooit: ‘Je vader was zo arm als een rat in Delhi.’ Mijn vader fluisterde dan in mijn oor: ‘Ik zou willen dat ik een rat in Delhi was.’
Ons huis in de Bloemstraat was scheef, de muren waren dun en het stonk er. We wilden daar dus niet lang blijven. Daarom zochten we al snel een nieuw huis. Dit vond mijn moeder aan de Jericholaan, in de dure Rotterdamse wijk Kralingen. Nummer 81 was een villa met drie verdiepingen, een grote tuin en met meneer Gerritsen. Deze man huurde een kamer. Ik heb meneer Gerritsen nooit gezien. Toen ik geboren werd, was hij al uit het huis gevlucht. Tijdens zijn vlucht schreeuwde hij: ‘Ze is de duivel! Ze is de duivel!’
Het huis aan de Jericholaan kostte enorm veel geld, maar mijn moeder kon veel afdingen op de prijs. Ze dong op alles af: kleding, meubels, kipfilet, ... Afdingen was een hobby, meer nog: een sport. Mijn halve kindertijd was ik in winkels en winkelcentra. Ik moest dan wachten tot de verkoper een lagere prijs zou vragen. Ik herinner me een beddenwinkel waar mijn moeder tegen de verkoper zei: ‘In India koop je voor deze prijs honderd stapelbedden.’ Ik mocht op zo'n moment niet zeggen dat er in India helemaal geen stapelbedden waren. Ik deed precies wat mijn moeder zei. Ik lag op een bed en bleef liggen totdat mijn moeder zei dat ik moest opstaan. Dat was om half vijf 's middags, toen we al meer dan zes uur in de winkel waren. De verkoper zag eruit als een bokser die twaalf rondes had gebokst. Mijn moeder lachte: ze kreeg het bed voor twintig procent van de originele prijs.
De makelaar die het huis aan de Jericholaan verkocht, werd ook verslagen. Mensen zeggen dat mijn moeder het huis wilde betalen met de twee koffers. De makelaar begreep dat niet. ‘U kunt alleen met geld betalen,’ zei hij. Mijn moeder werd toen heel kwaad. ‘In India kun je met deze twee koffers een hele stad kopen!’ riep ze.
De makelaar keek naar de koffers en hij werd steeds verdrietiger. Misschien dacht hij na over het zoeken van een andere baan.
Mijn moeder interpreteerde de stilte van de makelaar als interesse. Ze vertelde welke dure dingen in de koffers zaten: ringen, kettingen, en gouden armbanden.
De makelaar keek desperaat naar mijn vader, maar mijn vader wist dat hij niets mocht zeggen. Mijn vader mocht alleen ademen en knikken. (Dat laatste natuurlijk alleen als mijn moeder iets zei.)
De makelaar vertelde langzaam de prijs van het huis. Mijn moeder schudde haar hoofd, maakte de prijs de helft lager, daarna nog tienduizend lager. Ze vertelde hoeveel Indiase roepies dat was, nam de helft van die prijs en zei het bedrag.
De makelaar was in shock, maar mijn vader hielp hem en fluisterde: ‘Het komt goed, het komt allemaal goed. Je moet blij zijn dat jij niet met haar getrouwd bent.’
Later waren er meer discussies met de makelaar. Na elke confrontatie met mijn moeder moest de makelaar even rusten op de trap voor het huis. Ook hij zag eruit als een bokser die twaalf rondes had gebokst. Dat is ook hoe ik mijn vader herinnerde: als een bokser na twaalf rondes. Hij fluisterde dan continu: ‘Ik zou willen dat ik een rat in Delhi was, ik zou willen dat ik een rat in Delhi was...’