Ferdinand Bordewijk, Bint
Ga met jouw cursor (muis) over de groene woorden of klik op deze woorden voor een vertaling of definitie. Je ziet nu de tekst met Franse vertalingen. Verander de taal voor de Nederlandse definities, de Engelse vertalingen of de Poolse vertalingen. |
Dit boek is een klassieker uit 1934. De Bree heeft een nieuwe baan als leraar op een middelbare school: de school van directeur Bint.
“Hier is je sleutel. De lerarenkamer is boven, maar dat komt later. Ik moet je iets zeggen, iets meer dan ik eerder al zei. Loop even mee. We beginnen straks.” De directeur liep recht, snel en licht door de gangen van het gebouw. Het gebouw lag om een tuin. In de hal waaide het. De deuren waren open, de bevolking kwam binnen. De scholieren kwamen binnen en groetten zonder beleefdheid, zoals jongens groeten. Zij zagen het niet.
De directeur tutoyeerde zonder het te vragen, niet omdat hij vriendelijk en informeel wilde zijn, maar uit gezag. De Bree merkte het bijna niet.
Bint zei, terwijl hij omlaag wees:
“Jouw eerste les is in die klas. Die klas is uniek. Zo een klas heb ik nog nooit eerder gehad. Maar geen speculaties nu. Ik houd van weinig woorden.” Perfect gesproken, dacht De Bree.
“Die klas heeft de leraar die hier voor jou werkte weggepest. Ik waarschuw je niet, ik informeer je. Begrijp je?”
Hij begreep het toen niet. Pas later.
“Ik eis van iedereen discipline. Ik ben zeer modern. De tijd van gezelligheid en sympathiek zijn is voorbij. Dit soort is te wild.”
De bel was gegaan en de school was stil geworden. Ze liepen nog even. De Brees klas stond open. Hij keek door de trap naar de klas. Hij zei niets.
“Men moet in cirkels durven denken. De scholieren worden steeds wilder. We moeten ver terug en snel, naar het oude systeem van macht en vrees. Dit oude is het nieuwste, het beste, het enige. Ik eis: een - stalen - discipline. Ga nu.”
De directeur liep de gang in: recht, snel en licht.
De Bree liep rustig de trap af. Hij dacht na, maar liet niets merken. Hij ging de klas binnen, de klas met de naam 4D. De klas voelde aan als een hel, als de hel. Hij ging binnen in de hel.
De hel
Op het podium was een tafel en een stoel. De tafel stond precies aan de rand. De Bree verplaatste de tafel totdat deze op een veilige plek stond. Hij voelde aan de stoel, ging naast de tafel zitten en pakte een blad papier van de tafel met de namen.
De klas zat stil en wachtte. De stoelen en tafels van de scholieren waren hoger dan zijn podium. De Bree zat een lange tijd stil. Alle scholieren keken hem aan. De meesten keken op hem neer. Enkele ogen keken even naar de ramen met de wind. De Bree zag nog niet veel. Er waren wel vreselijke gezichten. Er was één vrouw.
De Bree, die eerst op het papier keek, keek nu naar de klas. Hij grijsde, zonder lach, zijn mond vol sterke bruine tanden. Hij wachtte een minuut. Hij liet de deur open. Toen ging hij lezen.
“Whimpysinger - de Moraatz - Neutebeum - Nittikson - Surdie Finnis - te Wigchel - Kiekertak - Taas Daamde ...” Wat een namen, dacht hij. Het antwoord: “Ja, aanwezig”, kwam voorzichtig.
“Peert - Punselie - Bolmikolke - Klotterbooke ...” Hij hield de plattegrond van de klas ver van zich af omdat hij anders niet lezen kon. Hij spelde de namen expres langzaam en moeilijk. De klas bleef moeilijk antwoorden.
Hij legde de namenlijst naast zich neer. Hij grijsde nog harder, zonder lach. Hij stond op, zette de stoel achter de tafel en ging weer zitten. Hij keek de klas aan zonder iets te zeggen en wachtte.
Hij zei:
“Dat jullie niet op de goede plekken zitten en mij verkeerde namen geven, zie ik niet als iets kinderachtigs. Wat jullie net hebben gedaan met deze tafel ook niet.”
Hij legde zijn armen op de tafel, alsof hij helemaal thuis was. De klas wachtte stil.
“Jullie zijn te groot voor iets kinderachtigs. Daarom zie ik dit als vijandschap, twee duidelijke tekenen van vijandschap. Jullie willen oorlog. Het zal oorlog tussen ons zijn, zonder einde, het hele schooljaar.” Hij wachtte even en keek rond. Hij moest nu iets doen.
“Kom jij hier.”
Zijn woorden hadden indruk gemaakt. Een gorilla liep langzaam naar hem toe.
“Geef je hand... Nee, die is te vuil. Je linker.” Ze gaven elkaar de linkerhand.
“Knijp.”
De Bree kneep onmiddellijk hard. De jongen kneep onmiddellijk terug met al zijn kracht. Hij was sterk, maar het was een jongen. Ze knepen zonder iets te zeggen en zonder beweging. De jongen stond, de man zat.
De Bree heeft geen groot atletisch lijf, maar wel veel kracht. De ander werd wit in zijn donkere gezicht en kreeg waterdruppels op zijn voorhoofd. Maar hij bewoog zich niet en zei niets. De Bree bleef grijnzen zonder te lachen.
Dappere jongen, dacht hij.
Hij had nog keer kracht en kneep harder. De jongen deed zijn ene been tegen de ander. De klas zag het en bleef stil. Toen liet hij los. De hand van de jongen was geel en viel neer. Het monster liep terug naar zijn stoel.
“Deze handdruk, zei De Bree, is onze verklaring van oorlog. Niet tussen hem en mij, maar tussen mij en de klas. Ik zit vanaf nu hier, achter de tafel, mijn fort. Probeer maar iets te doen. Ik weet wie de sterkste is.”
De klas zei niets.
“De leraar voor mij is hier weggepest. Jullie denken natuurlijk dat jullie dat ook met mij kunnen doen: een nieuwe leraar voor een paar maanden. Je vergist je, het zal niet lukken. Ik zou jullie gemakkelijk één voor één kapot kunnen knijpen. Niet omdat ik kwaad ben, God nee, maar omdat ik dat graag zou willen. Heel jammer dat het niet mag...”
Een gier, ergens in het midden vroeg plotseling zonder zijn hand omhoog te steken:
“Meneer, mag die deur dicht?!”
De Bree had dit niet verwacht. Hij bleef kalm, keek nonchalant naar de vrager. Hij schudde zijn hoofd:
“Jullie kunnen mij niet kwaad maken. Jullie zullen mij nooit boos zien. Ik ken geen andere straf dan nablijven en wegjagen. Jullie hebben nu de kans om op jullie goede plek te gaan zitten.”
De groep begon te bewegen. Langzaam gingen ze op een andere plek zitten. De gier vloog naar een hoge plek. De Bree keek weer op de namenlijst. Zijn ogen gingen zoekend rond en stopten bij een klein wezen dat alleen aan een grote tafel vooraan zat. Zijn vinger wees naar hem:
“Jij vraagt de directeur om hier te komen.”
Het kleine wezen liep langzaam en zwaar de trap op. Het was nu belangrijk dat het wezen Bint zou meebrengen. Achter in de klas wisselden nog twee scholieren snel van plaats. Hij zag het niet. Het lichte geluid van de lopende directeur klonk in de gang. Het kleine wezen liep zwaar en langzaam achter hem aan.
“Meneer,” zei De Bree, en hij bleef naar de klas kijken, terwijl hij de namenlijst aan Bint gaf. “Wilt u mij even zeggen of iedereen op de goede plaats zit?”
Bint keek even naar de klas, niet op de namenlijst. Hij gaf de namenlijst terug, zei niets en liep weg.
De Bree probeerde alle gezichten en namen te onthouden. Dit mocht nooit meer gebeuren. Hij nam zijn notitieboekje.
“Als ik je naam noem, kom je morgen terug van twee tot zes.”
Er was een lichte beweging in de klas. Hij keek en het was weer stil. Hij deed alles zeer langzaam, keek naar het plan en weer naar de klas, minuten lang. Toen hij weer sprak, klonk het als een vonnis: “Ten Hompel - Heiligenleven ...”
De twee die op het laatste moment van plaats veranderd waren.
“Van der Karbargenbok ...”
De gier stak een klauw omhoog.
“Ja?”
“Meneer, mag de deur dicht?!”
“Van der Karbargenbok komt ook op zaterdag terug van twee tot zes.”
“Dan is mijn vader jarig.”
De klas lachte zacht.
“Van der Karbargenbok komt zaterdag terug van twee tot zes en van zeven tot tien.”
De klas begon zacht te praten. De Bree stond op en sloeg zacht met zijn hand op de tafel.
“Stil.”
Hij zei het heel zacht met een lange 's'. Er kwam geen reactie meer. De storm was voorbij.
“Wie zich te veel beweegt, die blijft.”
Hij zat op een slechte plek: zijn tafel stond veel lager dan die van de klas. Maar hij had de klas onder controle. Hij legde zijn horloge voor zich en lette op de tijd. Hij gaf geen les, maar keek naar de klas en de klas naar hem. Hij schreef nog een paar namen op. De klas was stil, nerveus stil. Het meeste geluid kwam van de wind. De deur bleef open, de klas werd koud. De klauw ging weer omhoog.
“Meneer, is het nog altijd oorlog?”
Hij keek niet naar het zachte gelach. Hij grijnsde.
“Ik stuur de scholier Van der Karbargenbok naar de directeur...”
Hij wachtte.
“...om van school te worden verwijderd voor vier dagen met extra werk.”
De bel ging. Toen hij boven was hoorde hij een duivels gelach achter zich. Het interesseerde hem niet meer. In gedachten was hij tevreden: niet kwaad in het eerste uur. Hij zag Bint. Bint zei niets, gaf geen compliment. De Bree had dit ook niet nodig. Er stonden acht namen in zijn notitieboekje.